stap 4 - toetsing

Daadwerkelijke toetsing van hypothesen in het veld.

soms weer terug naar -stap 3- als hypothese moet worden bijgesteld


waarom deze stap?

Toetsing wil dus zeggen dat je naar een specifiek kenmerk zoekt in je gebied, om te zien of op die plek zich inderdaad iets voordoet dat je verwacht vanuit je theoretische kennis.

 

Je hebt bijvoorbeeld eindeloos naar hydrologische gegevens gekeken en potentiaalkaarten, en je gaat nu controleren of er op een bepaalde plek inderdaad kwelverschijnselen te zien zijn. Dus je verwacht daar roest aan te treffen, of bacterievliezen op het water, of bepaalde plantensoorten.

 

Het vraagt dus een goede hypothese - een scherpe vraag om die op een specifieke plek te toetsen en dan een duidelijk toetsingscriterium.

 

Het vergt ook de openheid om -als het resultaat niet is wat je had verwacht- de oorspronkelijke hypothese nog eens onder de loep te nemen. Misschien moet je je beeld over het gebied bijstellen. Dat is eenvoudiger gezegd dan gedaan - want je moet misschien een stuk onderzoek overdoen - maar het is wel essentieel!

WAT GA JE DOEN:  TOETSING IN HET VELD

Nagaan of voorspellingen juist zijn.

 

Voorspellingsmodel: huidige en toekomstige gedrag.

  • Het formuleren van toekomstige ontwikkelingen:
  • Wat is de verwachtte ontwikkeling van het probleem? 
  • Hoe kunnen we dat zien in de bodem- / water- / flora- en vegetatiefactoren / landgebruik?

Uitvoering van toetsing.

  • Analyse van geologie, bodem en landschapsvormen.
  • Analyse/ modellering van gehele watersysteem, zowel qua patronen als processen.
  • Vegetatie-onderzoek en verspreiding indicatorplantensoorten.
  • Analyse historisch landgebruik, VER-thema’s en beleid.

Vergelijking van uitkomsten veldonderzoek met hypothesen en voorspellingen.

  • Resultaten van alle aspecten en integratie.
  • Conclusies toetsing hypothesen.
  • Synthese: werking en sturende processen van gebied.
  • Relatie tussen sturende processen en geconstateerde problemen.

Je moet dus nu de opgestelde hypothesen gaan toetsen:

  • De basis wordt gevormd door alle theoretische beschouwingen en GIS-analysen - gemaakt achter het bureau. Nu ga je in het veld kijken hoe de ruimtelijke patronen samenhangen en hoe die te vertalen zijn naar een proces en een toestand - al dan niet beïnvloed.
  • Kom je verder met de nieuwe informatie? Geeft het soelaas? Zo niet welke voorzorgsmaatregelen moet je dan treffen?
  • Kon je alles toetsen wat nodig was? Of werd het onderzoek beperkt door bijvoorbeeld tijd, middelen, weersgesteldheid, toegankelijkheid? Wat doet dit met de zeggingskracht van het eindresultaat?